1890 – 1990
Tekst: Jaap Kruizinga (1913 – 1996.) Hij werd op 23 juli 1913 geboren in de toenmalige gemeente Watergraafsmeer, in de Steijnstraat, die in 1921 (een jaar na de annexatie door Amsterdam) Celsiusstraat ging heten. Hij werd onderwijzer en schreef veel boeken over Amsterdam, maar vooral over zijn geliefde Watergraafsmeer. ‘De liefde tot de Meer was hem aangeboren’.
Op 3 maart 1890 – nu een eeuw geleden – besloot de Kerkeraad van Diemen – Watergraafsmeer eenparig het synodale juk van 1816 af te werpen en de kerkenordening van 1618 en 1619 weer geldigheid te verlenen. “Alzoo is ook deze gemeente door ’s Heeren gunste ontkomen aan ’s vogelvangers net” aldus het kerkeraadsverslag van 19 maart 1890. Voordat het zover was is nog wel het één en ander gebeurd.
OUDE NOTULEN.
Voor de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Watergraafsmeer is het prettig dat deze historie terug te vinden is in de Notulen van de allereerste bijeenkomsten van deze kerk. Ze berusten, sinds 1983, op het Gemeente-archief aan de Amsteldijk. Het lezen van deze geschriften is een alleraardigste bezigheid, omdat ze ons terugbrengen naar het kerkelijk reilen en zeilen van onze voorouders.
Nadat in 1620 de Watergraafsmeer was drooggelegd, werden de bewoners van deze polder kerkelijk verenigd met de gemeente Diemen. ’s Zondags kwamen de mensen per trekschuit door de Kerksloot ter kerke en zij legden aan bij de Kerksteiger. De kerkeraad van Diemen bestond toen uit de predikant (Johannes Wetzonius), twee ouderlingen en twee diaconen (diakenen), waarvan één ouderling en één diacoon inwoner van Diemen moest zijn. Ook de diaconale verzorging der hulpbehoevende ingezetenen van de Meer was onder die van Diemen begrepen.
Bijzonder reglement
Daarvoor bestond een bijzonder reglement, dat aldus luidde: “Verdrag en Overeenkomst tussen de WelEdele Agtbre. Heeren Bailluw en Dijkgraaff, mitsgaders Scheepenen en Heemraden van de Watergraaffs- of Diemer Meer te Eener zijde, en de Eerwaarden Heer Predikant, Ouderlingen en diaconen, Uitmakende den geheelen Eerw. Kerkenraadt van de Waare Christelijke Gereformeerde Gemeente te Diemen, ter andere zijde Raakende ’t bezorgen van Onderhout voor Ouderlooze en hulpbehoevende Weezen, ofte andere onvermogende Perzoonen en Huisgezinnen wonende in ’t district of onder Jurisdictie van de voorz. Watergraaffs- of Diemer Meer”.
Dit reglement is nog veel langer, maar het komt hierop neer dat de diaconale zorg in Diemense handen was. Dit is gebleven tot Watergraafsmeer in 1921 door Amsterdam werd geannexeerd.
Zij kwamen overeen de Reformatie ter hand te nemen
”Om aan het juk der synodale hierarchie” te ontsnappen besloten enkele gemeenteleden uit Diemen en Watergraafsmeer spijkers met koppen te slaan. Zij waren bezwaard over de toenmalige toestand in de Nederlands Hervormde Kerk en zij kwamen overeen de Reformatie ter hand te nemen. Heftige tonelen, zoals in Amsterdam plaatsvonden (paneelzagerij o.l.v. Abraham Kuyper in de Nieuwe Kerk, 1886) bleven achterwege.
Op 10 oktober 1889 legden de Meerbewoners D. Martens, T. Verheul en C.A. van Wijngaarden een bezoek af bij ds. Cornelis Verhagen, die op 11 juli 1888 tot predikant van Diemen was beroepen. Na hen te hebben aangehoord, zei hij niets voor een Reformatie te voelen. Hij wilde dat “wilde idee” niet eens met de kerkeraad bespreken.
Die niet meegingen verlieten allen gewillig de zaal
Daarom werd op 25 oktober een voorbereidende vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerk in het Zwitsers koffiehuis “Het Wapen van Diemen” gehouden. Dit gebeurde onder leiding van Ds B. van Schelven, die door de classis als Consulent was aangewezen. Hij legde in een toespraak uit wat het doel van deze bijeenkomst was. Er was gelegenheid om vragen te stellen of bedenkingen te opperen. Daarvoor gaf ds. Verhagen zich op, die volgens het kerkeraadsverslag nogal te keer ging. Het verslag vermeldde o.a. “Het is jammer, dat niet een stenographisch verslag van de gezegden van genoemde heer gehouden is. De bloote vermelding van hetgeen door hemzelven gesproken is, zou reeds voldoende geweest zijn om het zinledige van zijn argumenten te doen uitkomen. Vaak kluchtig was de wijze, waarop beurtelings het meest tegenstrijdige werd aangevoerd”.
Drie kwartier duurde de rede van deze tegenstribbelende dominee, tot ds. Van Schelven hem het woord ontnam. Hierna ging de openbare vergadering over in een besloten bijeenkomst, die alleen toegankelijk was voor hen, die met de uitgesproken beginselen instemden. Die niet meegingen verlieten allen gewillig de zaal. Slechts enkelen betwistten de blijvenden de toegang tot de vergaderruimte omdat “de pacht van die zaal niet was betaald”. Maar de twee politieagenten, die ook aanwezig waren om de orde te handhaven, konden aantonen dat de volledige huursom was betaald. Besloten werd om aan de kerkeraad een adres te richten met het verzoek de reformatie ter hand te nemen. Veel hoop op een goede uitslag was er niet.
3 MAART 1890
Als uitvloeisel van de vergadering van 25 oktober 1889 had op 8 november de eerste voorlopige samenkomst plaats met de leden der kerk, die wel tot reformatie wilden overgaan. De presentielijst vermeldde, dat er 16 broeders uit de gemeente opgekomen waren, “ofschoon er verscheidene uit N.Amstel en Amsterdam gesignaleerd waren”.
De plaats van samenkomst was ditmaal het bovenhuis van de heer D. Martens, Ringdijk 45, “daartoe vrijwillig afgestaan”. De vergadering werd geleid door de heer M. Eichelberg van Amsterdam, die daartoe verzocht en van harte bereid was. Als scriba fungeerde de heer H. Voordewind, terwijl de heer T.Verheul erop wees dat iedere tekenaar van de presentielijst een zedelijke en finantieële verplichting op zich nam. Op de vraag of er al iets van de kerkeraad van Diemen vernomen was, moest ontkennend geantwoord worden. Men was het er over eens dat de bijeenkomsten in ‘Het Wapen van Diemen’ gehouden moesten worden.
Commissie om de huishoudelijke zaken te regelen
Om de huishoudelijke zaken te regelen, werd een commissie benoemd, bestaande uit de heren D.Martens, C.A. van Wijngaarden, J. Verheul en L. Donker. De heer Verheul drong er bij de aanwezigen op aan een abonnement op de N.H. Kerkbode te nemen “aangezien uitsluitend daarin de belangen der Gemeente besproken werden”. Toen op de vergadering van 20 november bleek dat de kerkeraad van Diemen niet van plan was tot reformatie over te gaan, besloten de reeds genoemde gemeenteleden dat ter hand te nemen.
Op 9 februari 1890 werd een vergadering belegd o.l.v. ds. B.van Schelven, waarop twee ouderlingen (C.A. van Wijngaarden en J. Wiersma) en één diaken (J. Rentsenbrink) werden gekozen. De kerkeraad van Watergraafsmeer werd op zondag 3 maart 1890 door ds. N.A. de Gaay Fortman bevestigd en de volgende dag werd o.l.v. ds. B. van Schelven besloten tot een eigen Gereformeerde Kerk. Beide data vormen nu het middelpunt van de huidige eeuw-feest-herdenking.
De financieën van de kerk werden sinds 1 april 1890 beheerd door de zogenaamde ‘Kerkelijke Kas’, waarin zitting hadden C.W. Euwe, voorzitter, H. Voordewind, scriba, T. Hörchner, thesaurier (penningmeester), D. Martens, 2e secretaris en P. Verhoog, 2e penningmeester. Begin mei werd de Vereniging “De Kerkelijk Kas” koninklijk goedgekeurd.
HET EERSTE KERKGEBOUW
De geschiedenis van De Gereformeerde Kerk in die dagen was vervuld van strijd en moeite. In de eerste jaren van haar bestaan vergaderde deze kleine gemeente in het Zwitsers Koffiehuis, Het Wapen van Diemen, dat voor ƒ 180,- per jaar gehuurd werd. Later werden het particuliere woningen, waar meestal Amsterdamse predikanten voorgingen. Het grootste gedeelte van de gemeenteleden woonde echter aan de Ringdijk en in de omgeving van de Middenweg en men voelde meer voor een eigen lokaliteit in Watergraafsmeer. Bij wijze van proef werden van 18 september 1890 af op woensdag weekbeurten in het Rechthuis gehouden. Op 16 november hield men ook ’s zondagsavonds en van mei 1891 af ook ’s zondagsmorgens kerk in het Rechthuis. Dat was geen ideale toestand, want het Rechthuis fungeerde ook als herberg, waar het zaterdag nogal laat werd. De gemeenteleden zaten dan een paar uur later in de lucht van bier en tabak dat door de meeste aanwezigen niet werd geapprecieerd.
Groot was de blijdschap toen in september 1891 de eerste kerk in gebruik genomen kon worden. Dit gebouwtje heeft ongeveer gestaan op de plaats waar zich nu de Koningin Wilhelminaschool in de Cornelis Drebbelstraat bevindt. In de hal van de, in 1972 afgebroken, Rehobothkerk hing een tekening van dit gebouw, dat midden in het warmoezeniersland, aan het Kerkepad (later Kerklaan) stond en daarom in de volksmond het ‘Boerenkoolkerkje’ werd genoemd.
Stoelen gehuurd van het Rechthuis à ƒ 1,- per stuk
Op 20 september hield ds. P. van Son er de eerste predicatie. Voor die eerste dienst moesten een aantal stoelen à ƒ 1,- per stuk van het Rechthuis gehuurd worden. Het houten gebouwtje bevatte tweehonderd vrije zitplaatsen. Een koster was nog niet aangesteld maar de heer H.H. Brouwer woonde er vlakbij en hij zorgde met enkele andere gemeenteleden, voor het schoonhouden en voor het bijvullen van de petroleumlampen.
Het zag er naar uit dat alle moeilijkheden opgelost waren. Maar dit was schijn. De grootste moeilijkheid was dat men geen eigen predikant had, die aan de gemeente en de kerkeraad leiding kon geven. Bovendien moesten de financiën uit eigen middelen bijeengebracht worden. Hoeveel de heer K.C. Verhoog (voorvader van de huidige penningmeester) op uitstekende wijze en met grote ijver en plichtsbetrachting de predikanten van ‘de Stad’ uitnodigde om in de Meer te komen preken, was dit geen ideale toestand.
Eindelijk de eerste eigen predikant
Op 5 februari 1894 werd ten huize van ds. B. van Schelven van Amsterdam, de laatste vergadering van de kerkeraad Diemen-Watergraafsmeer gehouden en nadat deze gesloten was, de eerste vergadering van de kerkeraad van Watergraafsmeer. Vijf jaar later eindelijk de eerste eigen predikant worden beroepen.
Dit was ds. A.H. Gezelle Meerburg uit Delft, die op 9 juli 1899 door ds. G.S. de Jong van Schoonhoven werd bevestigd. Hij werd opgevolgd door ds. R.P. de Haan van Giesendam, die de kerk slechts twee jaar diende. In zijn plaats werd beroepen ds. J.L. Schouten van Hazerswoude, die op 25 september 1904 zijn intrede deed.
Het kerkgebouw aan het Kerkepad werd weldra te klein en op 25 juli 1900 kon het nieuwe kerkgebouw in de Simon Stevinstraat (eertijds Kerkstraat) in gebruik genomen worden.
Eerste Christelijke School in Watergraafsmeer
De in 1897 opgerichte Christelijke Schoolvereniging kon het ‘Boerenkoolkerkje’ tot school laten verbouwen. Zij huurde deze voormalige kerk voor ƒ 200,- per jaar en op 31 augustus 1900 werd de eerste Christelijke School in Watergraafsmeer feestelijk geopend. Het eerste hoofd was de heer J. de Boer, die later hoofd van de Koningin Emmaschool op de Hogeweg werd. Op 2 januari 1902 kon de huidige Koningin Wilhelminaschool, die op de plaats van het eerste kerkje in de Meer was gebouwd, geopend worden. De kerk in de Simon Stevinstraat (later de eerste Hervormde kerk in de Meer) kon weldra ook de schare niet meer bevatten. Aangezien de verbouwing slechts
ƒ 10.000,- minder zou kosten, dan een nieuwe kerk, werd tot nieuwbouw besloten.
DE KERK MET DE POORTERSHOED
Na veel strubbelingen over de plaats van dit nieuwe gebouw en over de financiën werd in 1907 voor ƒ 1.500,- een stuk land gekocht van A. ter Kuile. De verkoper nam de verplichting op zich om voor de straataanleg te zorgen. De Paul Krugerstraat (sinds 1922 Zacharias Jansestraat) liep toen nog tot de tegenwoordige Cornelis Drebbelstraat.
De architect van de nieuwe kerk was Tjeerd Kuipers (1858-1942), die pas in 1904 het Julianaziekenhuis in de Ter Haarstraat had voltooid. Onder grote belangstelling vond op maandag, 2 september 1907 de eerste steenlegging plaats door de hooggehoede ds. J.L. Schouten. Na de eerste steenlegging werden de vijftien aanwezige kerkeraadsleden uitgenodigd een steen in de fundering te metselen. Tevens werd een loden bus ingemetseld die een perkamenten oorkonde bevatte, waarop de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Watergraafsmeer werd vermeld.
Aan het einde van de plechtigheid dankte ds. Schouten de architect, de aannemers J. Kraay en Co. te Hillegom en de bouwopzichter J. Knikker en hij nodigde hen uit bij de inwijdingsplechtigheid aanwezig te zijn. Op 3 juni 1908 kon ds. Schouten de kerk, die ƒ 47.500,- kostte, inwijden. Als tekst had hij gekozen Genesis 26: 18 – 22 “En hij brak van daarop en groef een andere put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij dezelfs naam Rehoboth en zeide: want nu heeft ons de Here ruimte gemaakt en wij zijn gewassen in dit land”. Aan deze tekst ontleende de Rehobothkerk haar naam; een steen in de noordmuur van dit kerkgebouw herinnerde aan de eerste steenlegging. Na de afbraak in 1972 ontfermde de zoon van ds. Schouten zich over deze gedenksteen.
De kerk werd continu gebruikt
De Rehobothkerk kon 700 kerkgangers bevatten en hij was ’s zondags goed gevuld, terwijl ook door de week bijna alle lokalen in gebruik waren. Ds. Rijper schreef in het Amsterdams Kerkblad van 17 augustus 1957, naar aanleiding van het afscheid van koster Koomans: “De Rehobothkerk werd hoe langer hoe meer continu gebruikt. De dubbele diensten op de zondagen, een tijd lang zelfs vier diensten; de vergaderzalen, die avond aan avond in vol gebruik waren, soms zelfs een vergadering in de kerk zelf; de verkoopavonden, die de aanblik van de kerk veranderden, terwijl soms de volgende morgen een trouwdienst moest plaatsvinden.
En dat zijn alleen de dingen, die mij als leek in het vak zo te binnen schieten. Wie achter de schermen gekeken heeft, weet er nog veel meer van. Ik denk alleen nu nog aan de vele late vergaderingen, waarin de gereformeerden uitblinkers zijn. Hoe vaak zou men in de kosterij daarboven hebben zitten verlangen naar het einde van de kerkeraadsvergadering? Of naar het eind van de vergadering van de bouwcommissie? Een koster moest eigenlijk de rechten van een pedel hebben en om half elf met gezag mogen decreteren: “Hora est (Het is tijd)”.
Ernstige ouderdomsverschijnselen
Ruim een halve eeuw na de opening van de Rehobothkerk traden er ernstige ouderdomsverschijnselen aan het licht. Dr. J.C. Gilhuis schreef in het Amsterdams Kerkblad van 7 april 1967: “Bij fikse regenbuien, die de laatste maanden niet van de lucht zijn geweest, loopt het water aan alle kanten de kerk binnen. De toren is zo kaduk dat het langzamerhand levensgevaarlijk wordt om iemand op Koninginnedag naar boven te sturen om de vlag uit te gaan steken.”
Er werden verbeteringen aan het interieur aangebracht, maar de herstellingen aan de buitenkant bleken zoveel geld te kosten, dat de kerkeraad zich ging afvragen of restauratie nog wel verantwoord was. Reeds in juni 1965 werd erover gesproken om de Rehobothkerk af te breken en te vervangen door een kerkzaal. Daartoe was contact opgenomen met de Woningstichting Patrimonium, die in eerste instantie bereid bleek het complex te kopen, een kerkzaal met pastorie erin te bouwen en voorts een aantal flats voor alleenstaanden erop te plaatsen.
Bouw Koningskerk
Doordat het aantal gereformeerden in Watergraafsmeer inmiddels aanzienlijk terugliep, kwam dit plan op losse schroeven te staan. Er werd uitgezien naar een pastoraal centrum met gelegenheid voor het houden van kerkdiensten, eventueel in samenwerking met de Jeugdhaven ’t Baken, dat nog in de pastorie van de Rehobothkerk zetelde en dat al zolang zat te wachten op een motief en een mogelijkheid om naar de Transvaalbuurt te verhuizen. De kerkeraad stelde zich voor, dat dan in de toekomst de leden van die gemeente, die woonden ten zuiden van de Ringdijk naar de Koningskerk zouden gaan.
Toen deze kerk werd gebouwd waren er nog ongeveer 3900 Gereformeerden in de Meer en de noodzaak tot de bouw van een bedehuis was volop aanwezig. Immers, in 1952 en volgende jaren werden in deze polder nog braakliggende gronden volgebouwd, te beginnen met de wijk Frankendaal tussen de Hugo de Vrieslaan en de Kruislaan. Daarna Amsteldorp, tussen de Gooiseweg en de Weesperzijde, vervolgens de tuinstad Middenmeer, tussen de Van der Waalsstraat en de Kruislaan en tenslotte de wijk tussen Ringdijk en Kamerlingh Onneslaan, met als restant een saneringsgebied tegen de Ringdijk aan. Volgens een toen gemaakte prognose zou het ledental van de Gereformeerde Kerk van Watergraafsmeer tot 4500 stijgen, waarbij het nodig zou zijn een vierde predikantsplaats te vestigen. Mede naar aanleiding van deze prognose werd de Koningskerk met bijgebouwen gerealiseerd.
RONDOM DE KONINGSKERK
Het staat er zo eenvoudig: toen werd de bouw van de Koningskerk gerealiseerd. Het heeft echter heel wat voeten in de aarde gehad voordat deze kerk kon worden geopend. De voorgeschiedenis daarvan werd door mij beschreven in het boekje ’25 Jaar Koningskerk’ dat in 1981 verscheen.
We zullen niet in herhaling treden maar nog wel enkele markante punten daaruit vermelden. Door allerlei bijkomende kosten was de bouwsom (1953 geschat op ƒ 437.025,-) gestegen tot ƒ 585.000,-. Desondanks besloot de Kerkeraad op 29 juli 1954 de bouw van de Koningskerk aan te besteden bij de aannemer C.G. de Kroon te Rhenen. Tot architecten werden C. Trappenburg en W. van der Kuilen benoemd.
De commissie Kerkbouw, die uit 13 leden bestond, hield tussen 29 januari 1954 en 16 maart 1956 twintig vergaderingen in de Kerkeraadskamer van de Rehobothkerk. In het notulenboek van deze commissie staat alles genoteerd wat er in die twee jaar aan blijdschap en tegenslag, aan teleurstellingen en meevallers tijdens de bouw van deze kerk werd beleefd.
Het eerste hoogtepunt in de kerkbouw werd op 1 september 1954 bereikt, toen dr. J.C. Gilhuis de eerste paal heide. Vijf maanden later, op 5 maart 1955 legde de voorzitter van de bouwcommissie, de heer A.H.B. Breukelaar de eerste steen. Een orde (getekend door de heer C.J. Manneke) werd in een koperen koker ingemetseld in de muur aan de zijde van de Glauberweg, op de plaats waar de gedenksteen met het jaartal 1955 is aangebracht. Hoewel ds. Rijper voorstelde de kerk ‘Logoskerk’ logos = woord) te noemen was men algemeen van mening dat de naam ‘Koningskerk’ de voorkeur verdiende.
Eind 1955 kwam de kerk ‘onder de kap’; de negen meter lange vlag werd gehesen en de arbeiders kregen ‘pannenbier’ in de vorm van een borrel aangeboden. Uit blijdschap voor het bereiken van dit derde hoogtepunt bracht de gemeente ƒ 12.000,- bijeen.
Luidklok met de hand geluid
De firma Van Bergen te Heiligerlee leverde voor ƒ 5.000,- de luidklok, die als geschrift draagt ‘Koningskerk, Anno Domini 1955 Hoort des Heren’. Deze klok werd op vrijdag 16 maart 1956 om 8 minuten voor 6 door de heren Breukelaar en Van Breugel met de hand geluid.
Op 17 maart konden belangstellenden de Koningskerk bezichtigen, waarvan door velen gebruik werd gemaakt. Vanzelfsprekend bestond er voor de ingebruikneming van de nieuwe kerk op woensdag 21 maart 1956 grote belangstelling. De overdracht geschiedde door de heer H.A.B. Breukelaar, waarna ds. J.C. Gilhuis, namens de kerkeraad, een toespraak hield; de preek werd verzorgd door ds. C.P.T. Rijper.
In de Koningskerk, die achthonderd zitplaatsen telt en een vrijstaande 28 meter hoge klokketoren bezit, vallen verschillende ornamenten op, namelijk de glasramen, de avondmaalstafel, het doopvont, de wandkleden en in de Jeugdzaal het symbool van het kruis en de kraaiende haan. Vooral de glas – in – beton ramen trekken zelfs uit het buitenland belangstellenden. De techniek daarvan werd voor het eerst toegepast in Frankrijk tussen 1920 en 1930. Glas – in – beton bestaat uit vormen van gekleurd glas door middel van beton tot panelen aaneengevoegd. Het heeft een eigen karakter en is niet te verwarren met glas – in – lood; het is geschikt als doorzichtige wand. Het materiaal bestaat uit glazen tegels van 20 x 20 x 3 cm. in massa gekleurd. In beide wanden zijn naar ontwerp van B. Hendriks een tweetal visioenen uit Openbaring weergegeven.
De glas – in – betonfiguratie in de zuid-oostelijke wand onderstreept de naam van het kerkgebouw: het visioen van Christus, de Koning der Koningen uit Openbaring 19 is daar uitgebeeld. De ruiter op een wit paard, gehuld in een wijd uitwaaiende rode mantel. De andere zijwand toont een engel, naar het visioen uit Openbaring 14, die het Evangelie uit de hemel naar de aarde brengt. Voor een volledige beschrijving (door ds. Rijper) raadplege men het reeds genoemde geschrift uit 1981.
Op het podium staat de avondmaalstafel met daarop een, door enkele gemeenteleden geschonken, kleed, dat geborduurd is met druiventrossen, korenaren en een vis. Het doopvont bestaat uit drie betonnen ringen, die één geheel geheel vormen. Op de rand leest men het woord: ‘Koningskinderen’.
Het heeft nog vier jaar geduurd eer de Koningskerk over een eigen orgel kon beschikken. Ter gelegenheid van de officiële overdracht van het door A. Mense Ruiter te Groningen gebouwde orgel, op 22 september 1960, gaf Adriaan C. Schuurman uit Den Haag een concert, dat door een volle kerk werd beluisterd. Na deze opdracht brachten de organisten Marten Smits en Wim Dalm enkele improvisaties ten gehore.
OVERPEINZINGEN VAN EEN DORPELWACHTER
Hoewel een kerk zonder dominee niet ideaal is, is een kerk zonder koster niet je ware. Een dominee komt enkele malen per week in het kerkgebouw, hetzij om te preken, catechisatie te geven of te vergaderen. Een koster moet als hij in een kosterswoning bij de kerk woont, altijd paraat zijn. Hij is de praatpaal (om geen andere paalnaam te gebruiken) van iedere bezoeker en krijgt vaak dingen op zijn brood, die op het kadetje van een ander thuis horen. Daaraan herinnert nog het oude spreekwoord: “Als het regent op de pastoor (dominee), dan druipt het op de koster”.
De koster en zijn vrouw hielden een soort dagboek bij
Ook de Koningskerk kreeg een koster, namelijk de heer P.J. van Breugel, die op 1 december 1955 door de kerkeraad werd benoemd. Toen was de kerk nog in aanbouw en zijn officiële aanstelling ging op 1 maart 1956 in. Hij en zijn vrouw hielden vanaf hun aanstelling een soort dagboek (beter gezegd Kerkboek) bij, waarin alles werd genoteerd wat met het kerkewerk te maken had. We noemen slechts enkele markante aantekeningen daaruit.
Op 17 maart 1956 toen de kerk bezichtigd kon worden, kwamen er 2800 bezoekers. Bij de eerste gewone kerkdienst op 25 maart, die door ds. C.B. Bavinck geleid werd, moesten er ruim honderd stoelen bijgezet worden. Het eerste kind dat gedoopt werd in de Koningskerk was Wilhelmina Haye (1 april 1956) en de eerste huwelijksbevestiging betrof het bruidspaar S. Link – G. Gillissen (6 april 1956). In datzelfde jaar bleef op 18 november de kerkklok vanaf 19.00 uur enkele uren doorslaan. Bij bijzondere diensten kwamen er 1100 à 1200 bezoekers, die op alle aanwezige stoelen plaatsnamen en vaak met een zitplaats op de trappen van de preekstoel genoegen moesten nemen.
Na de huwelijksbevestigingen (van 1956 tot 1980 waren dat er 485) werden de recepties en de bruiloften in de Jeugdzaal gehouden.
Pakistaans huwelijk tijdens het eten voltrokken
Eén trouwpartij herinnerde de heer Van Breugel zich nog goed. In aanwezigheid van ongeveer 80 bruiloftsgasten werd een Pakistaans huwelijk tijdens het eten voltrokken. Aan de ene kant van de zaal zat de bruid met haar familie en aan de andere kant verbleef de bruidegom en zijn familie. Er kwam een advokaat met twee getuigen binnen, die aan de bruid in het Pakistaans de vragen stelde of ze bereid was de bruidegom tot haar man te nemen. Ook aan de bruidegom werden deze vragen gesteld.
Hierna las de vader van de bruid op zangerige toon een gedeelte van de Koran voor. Daarna kreeg ds. Buskes het woord die een korte toespraak over 1 Corinthe 13 hield.
Tijdens deze plechtigheden gingen de aanwezigen rustig door met eten, drinken en roken.
Volksdansen, heemkennis, koffiedrinken, jeugd- en verenigingsleven enz.
Er werden in de Jeugdzaal niet alleen recepties en bazars gehouden en bruiloften gevierd, er werd ook gevolksdanst, gebridged, geheemkennist, getavenood, gekerkt en na de dienst werd er koffie gedronken.
Na de ingebruikneming van de Koningskerk kwam het Jeugd- en Verenigingsleven tot grote bloei. Van de verenigingen noemen we Adé, Animo, ’t Anker, Credo, Durate, Klimop, Prediker en Samuel. Tussen die verenigingen bestond een onderlinge strijd, die uitmondde in de ‘Blauwe Wimpel’- avonden. Het Rehobothkoor verhuisde van de Hogewegschool naar de Koningskerk en repeteert elke woensdagavond, evenals het Interkerkelijk Jeugdkoor in de Jeugdzaal.
Wist u dat de eerste repetities voor de T.V.-reclame-spots met medewerking van Conny Stuart en Cees de Lange in 1957 in de Jeugdzaal werden gehouden?
ONJUISTE PROGNOSE
Betrekkelijk kort na de afbouw van de Koningskerk bleek dat de prognose (in 1970 = 4500 leden) niet aan de werkelijkheid beantwoordde. Als oorzaken daarvan noemen we de gezinsverkleining en de daarmee samenhangende gemiddelde daling van de woningbezetting; de aantrekkingskracht van nieuwe wijken, waar woningen kwamen met meer comfort (Bijlmer); de welvaart waarin vele Gereformeerden deelden, waardoor zij relatief meer dan anderen zich een verhuizing naar de duurdere woning konden veroorloven. Het percentage en de teruggang van de kerk is veel hoger dan het percentage van de bevolkingsteruggang in dit stadsdeel = 18.7 % tegen 7.6 %.
Andere factoren waren het besluit de duplexwoningen rondom de Koningskerk niet om te bouwen tot ééngezinswoningen; de bestemming van de huizen achter de Rehobothkerk (Kamerlingh Onneslaan), die niet voor Patrimonium bleken te zijn; de verandering in de bewoning van de Transvaalbuurt; door de gemeente als opvangwijk bestemd voor de saneringsgebieden op de Oostelijke Eilanden; het verschijnsel dat de grotere huizen veelal door ouderen bewoond blijven, die hun overtollige woonruimten hoogstens voor kamerbewoners beschikbaar willen stellen, met als gevolg hiervan een wegtrekken van jonggehuwden en een toename van de groep ‘alleenstaanden’ met maximale mobiliteit; het uitblijven van aanpassing van de bestaande woningen aan de woonwensen van deze tijd (aanleg van badkamers, douchecellen, c.v. enz.); de bevoegdheid van de overheid om oudere nog steeds goedkope huizen toe te wijzen aan gegadigden die de lage huur kunnen betalen, maar die (sociaal gesproken) niet tot de middenklasse behoren, waarin men de meeste Gereformeerden aantreft.
Verkoop en sloop Rehobothkerk in 1972
De Algemene Kerkeraad besloot na ampel beraad op 24 augustus 1971 de Rehobothkerk voor
ƒ 350.000,- te verkopen aan de N.V. Sedijko Bouw- en Exploitatie Maatschappij te Amsterdam. Op 31 december 1971 werd de laatste kerkdienst in ‘de kerk met de poortershoed’ gehouden. Het definitieve einde van het gebouw kwam op 30 juli 1972, toen een begin werd gemaakt met de sloop. De toren werd op 3 augustus neergehaald en het terrein daarna geëgaliseerd. Behalve de torenhaan werd ook de gedenksteen, herinnerend aan de eerste steenlegging op 2 september 1907, gered. Sindsdien zijn er op de plaats van de Rehobothkerk huizen gebouwd en men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.
Nieuwe kerk in Bijlmermeer ‘De Drie Stromen’
Naast het besluit van de A.K. om de Rehobothkerk te verkopen, stond de beslissing die het college op 23 februari 1971 nam om voor ƒ 965.000,- een nieuwe kerk in de Bijlmermeer te bouwen. Deze kerk, die op voorstel van ds. G. van ’t Slot ‘De Nieuwe Stad’ werd genoemd, werd op 19 december 1973 officieel geopend. Zij werd gebouwd onder de garage van Gliphoeve. In 1983 werd in Gaasperdam ‘De Drie Stromen’, als oecumenisch centrum geopend.
Terugloop aantal Gereformeerden
Waren er in 1960 nog 3575 Gereformeerden in de Meer, in 1965 waren het er nog 3078, op 1 januari 1970 was het aantal teruggelopen tot 2319 en op 1 januari 1981 waren het er nog 1092. Eind 1989 stonden nog slechts 593 Gereformeerden in de kerkelijke registers ingeschreven. Reeds in 1967 werd besloten tot een fusie tussen Diemen en Watergraafsmeer en sinds 1 januari 1968 stond onze kerk als Gereformeerde Kerk Diemen, Watergraafsmeer, Bijlmer bekend. De kerkelijke toestand was dus net als vóór 1890, toen D.W.B. één gemeente vormden. Aan deze drie-eenheid komt echter binnenkort een einde en dat staat Watergraafsmeer weer op eigen benen.
WAT DE TOEKOMST BRENGEN MOGE…. gez. 293:1
Na het vertrek van ds. J. van der Klis in 1987 brak een pastoraalloos tijdperk aan. In die periode heeft ds. Th.Rienks van Vinkeveen op voortreffelijke wijze het contact met de gemeenteleden onderhouden. Men kon hem bijna uittekenen met een bos bloemen in zijn hand. Aan zijn activiteiten kwam een einde met het beroepen van ds. C.H.W. van den Berg (zeg maar Kees), die op zondag 4 september 1988 zijn eerste preek hield. Met hem waait als ’t ware een frisse wind door de Watergraafsmeerse kerkgelederen. We denken hierbij o.a. aan de vernieuwde uitgave van ‘De Levende Gemeente’, die op 22 september 1989 niet alleen in een nieuw jasje, maar ook tweemaal per maand verschijnt. Reeds in het eerste nummer wordt geschreven over renovatie en herinrichting van de kerkzaal van de Koningskerk.
Voorlopig programma door de wijkkerkeraad
Er werd door de wijkkerkeraad een voorlopig programma van eisen voor de kerkzaal opgesteld, dat er in hoofdpunten als volgt uitzag: de ruimte dient geschikt te zijn voor 100 à 400 bezoekers, vervanging van de banken door verplaatsbare, goed zittende stoelen, vervanging van preekstoel door verplaatsbaar katheder, goede verstaanbaarheid, aangenaam klimaat (betere isolatie en verwarming, meer licht en meer sfeer), creëren van een ruimte voor gezellig samenzijn en koffiedrinken, goede toegankelijkheid voor gehandicapten, voldoende muziekakoestiek (koren en orkesten), podium t.b.v. muzikale evenementen, bergruimte voor instrumenten en voldoende toiletaccommodatie.
Renovatie/herinrichtingsplannen
Door het aanbrengen van een nieuwe geluidsinstallatie op 10 september 1989 is de spreekakoestiek verbeterd. Reeds op 12 januari 1990 kon op een gemeentevergadering de tekening bekeken worden van de renovatie van de kerkzaal. Medio januari werd een verzoek gedaan aan de Stichting Steun Kerkbouw om subsidie te verlenen voor de plannen. De feitelijke uitvoering van de renovatie/herinrichtingsplannen is gepland in de zomer van 1990, waarna – als alles volgens plan verloopt – in september van dit jaar de feestelijke ingebruikneming kan plaatsvinden. Maar voor het zover is moet er nog heel wat gebeuren. Daarbij is de steun en het medeleven van de nu 100-jarige gemeente hard nodig.
PREDIKANTEN DIE DE KERK VAN WATERGRAAFSMEER HEBBEN GEDIEND VAN 1899 – 1990
A.H. Gezelle Meerburg 09-07-1899 – 04-04-1902
R.P. Haan 02-11-1902 – 26-02-1904
J.L. Schouten 25-09-1904 – 18-06-1911
J. Douma 13-08-1911 – 22-03-1916
V. Hepp 08-10-1916 – 24-09-1922
W. van ’t Sant 15-04-1923 – 17-04-1927
J.D. Boerkoel 09-10-1927 – 03-09-1950
G.C. Berkouwer 13-12-1931 – 30-09-1945
J. Dijk 27-01-1946 – 01-10-1951
R. Schippers 05-09-1948 – 29-10-1950
J.C. Gilhuis 10-12-1950 – 26-11-1967
A.W. Schaafsma 16-09-1951 – 31-05-1954
C.P.T. Rijper 15-06-1952 – 01-03-1968
C.B. Bavinck 09-02-1955 – 16-05-1962
Th. Ferwerda 12-09-1962 – 04-01-1970
J.P. van der Stoel 25-08-1968 – 01-04-1975
Joh. C. Baumfalk 01-06-1969 – 19-12-1976
L.D.Th. Steenstra 21-11-1976 – 16-09-1984
J. van der Klis 07-05-1978 – 20-12-1987
C.B.W. van den Berg 04-09-1988 –
Noot VvWGM:
Sinds 1994 wordt de Koningskerk gebruikt door de Evangelische Broedergemeente. Als zodanig komen er veel mensen uit de Surinaamse gemeenschap. De baksteenwanden van het interieur zijn tegenwoordig witgeschilderd.
In 1995 besloten de Gereformeerde kerk en de Hervormde kerk om samen te gaan. De Koningskerk aan de van `t Hofflaan werd verkocht aan de Evangelische Broedergemeente en de Emmakerk zou plaats maken voor een nieuw kerkelijk centrum op de oude fundamenten. Nieuwbouw ging echter niet door; de Emmakerk kreeg een Monumentenstatus. Wel mocht het inwendige van de kerk aangepast worden. De naam werd veranderd in De Bron.
Nadat de monumentenstatus was verleend werd besloten tot herinrichting. De kerkzaal is verkleind, de banken zijn vervangen door speciaal voor dit gebouw ontworpen stoelen.De lage zijbeuken zijn gaanderij (loopruimten) geworden.
In de hal van de kerk mocht niets gesloopt worden want de trap naar boven is een ‘Keizerlijke opgang“ zoals dit in de architectuur genoemd wordt.
Bron: Kerk De Bron
Lees ook: De Rehobothkerk
Het bericht Honderd jaar Gereformeerde kerk van Watergraafsmeer verscheen eerst op Vrienden van Watergraafsmeer.